Vorige week troffen we tegen de schemering een egel aan in de voortuin. Ik had achter de houtstapel een mooi winterverblijf voor egels ingericht in een paar grote terracotta potten met hooi en bladeren erin maar daar heeft geen egel in overwinterd. Waar deze tuinegel vandaan kwam en waar hij heen gescharreld is, weten we niet. Ze zwerven wat rond, meestal, en doen waar ze zin in hebben. Wilde dieren.
Vanochtend zat er opeens een hagedisje op het terras. R wist door het raam vol regendruppels een foto te maken. We denken dat het een jonkie is, hij is zo klein, en dat hij onder het terras woont, daar is plaats genoeg. Volgens mij wonen daar hele biotopen, maar we hebben nog nooit een tegel gelicht. Zolang er geen draken of gifslangen uit komen kruipen mogen ze van mij blijven.
Later op de ochtend wandelden we naar het beverbeekje. Het is daar zo prachtig. Stil, dat wil zeggen geen mensen, maar actie genoeg. Er zweefden twee buizerds, er sprong een kikker op, en een vis (waarschijnlijk), en natuurlijk de bevers. Die zijn nooit te zien, maar hun bouwwerkzaamheden zijn duidelijk. En overal is vogelgezang.
Onderweg zagen we dat er al gele besjes aan de bosbesstruikjes zitten. Er waren bosviooltjes. Overal ligt stuifmeel van de sparren.
En dit groeit op de paardenmest, een heel oerwoud in het klein. Aan het eind van de middag, toen de zon erop scheen, waren ze allemaal verschrompeld.
In de crossbaan vonden we een halve hazelworm, daar zal wel een paard overheen zijn gelopen. En op tv zagen we een programma over ringslangen. Die kun je een plezier doen door achter in je tuin wat rommel ongemoeid te laten en een golfplaat in het gras te leggen, waar ze lekker warm onder kunnen kruipen, en verder met rust laten. Achterin de tuin is geen plaats, maar bij de composthoop wil ik best een golfplaat neerleggen. Het zijn mooie dieren, en ongevaarlijk. Leven en laten leven.