Een week geen logje. Druk, en geen foto's gemaakt, dat stimuleert het loggen niet. Even inhalen.
Het mestuitrijden is gebeurd, door I+R met eigen mest op het ruïneveld, een karretje voor de moestuin van de buurvrouw en een restantje aan de overkant bij de schuilstallen en in de moeilijke hoek achteraan, 25 karretjes in totaal in drie dagen tijd.
Voor de overkant was afgesproken dat Olivier zou komen. Zaterdag, zei hij, maar we kennen hem en dachten dat het wel volgende week kon worden, of in zes etappes over de maand verspreid of zo. Dat beeld moeten we bijstellen want hij kwam zaterdag en maakte het in een dag af, acht ladingen koeie- en schapenmest, dat is goed voor het land zei hij. Slepen moet wachten tot het niet meer vriest om de jonge opkomende grassprietjes niet de das om te doen. Dus nu hebben we twee weilanden vol hopen natuurlijke mest. Hoopvol.
In de tuin was het tijd om de siergrassen te snoeien. Vorige jaren deden we dat met de zaag, in 2020 deed ik het nog eens met de hand en de snoeischaar, dat gaat ook maar duurt langer. Deze keer met de strimmer, touwtje om elke bos om uitelkaarvallen te voorkomen, en dan bzzzz. Heel snel en handig. Alleen het wegkruien viel niet mee. Als je aan het werk bent, is een jas veel te warm in de zon maar je moet er een aan anders giert de snijdende oostenwind dwars door je geraamte. Bovendien waait het afgemaaide gras de kruiwagen uit. Ik heb een hekel aan dit weer, het is zo onpraktisch.
Ook goed voelbaar was de wind in de roundpen, waar R weer een poging deed om Paprika het stoppen bij te brengen, daar heeft ze nog steeds zeker zes passen voor nodig. De eerste beginselen van het achterwaarts gaan daarentegen had ze vrij snel door.
Ik keek toe vanaf het bankje. Uit de zon maar in de wind leverde Océ het enige warme plekje op.
Een mol ruïneerde mijn muurtje van gestapelde stenen. Ik stapelde ze opnieuw op, in de hoop dat die mol het verder met rust laat. Die hoop zal wel ijdel zijn.