Bijna de hele week die gure oostenwind maakte dat we heel weinig buiten konden doen. Met temperaturen van -10° of lager 's nachts en -4° overdag blijft de grond keihard bevroren, de paarden hobbelen wat rond over de kluiten en blijven de hele dag in de beschutting van het bosje staan, achter het schuurtje van Sandra. Dikke ijsplaten in de paardendrinkbak. Bij de boxen moet de schraper eraan te pas komen om de vijgen van de betonplaat te bikken, het hooi waait de goot in en ik voorzie Océ, Nero en de vogeltjes meerdere keren per dag van vers drinkwater. Eindelijk zijn er wat mezen vinken, roodborstjes en merels die op ons voer afkomen.
Kortom, het is ijs- en ijskoud. En wat dacht Harissa: 'laat ik eens hengstig worden, als ik dat nu doe, zal dat volgend jaar mooi een januariveulen opleveren'. Mooi niet, dame, daar doen wij niets op uit. Wacht maar rustig tot april, dan zullen we eens zien.
We maakten dik ingepakt een klein wandelingetje in het bos en kwamen een buurvrouw tegen met haar eeuwig hijgende bijzettafeltje aan de lijn. Het is een Franse buldog, die waggelend door het leven moet omdat mensen zoiets 'zo'n leuk ras' vinden. Maar vriendelijk is hij wel. We praatten wat. Of wij een vaccin gingen halen? Jazeker, natuurlijk. Nou, zij niet, je wist niet wat erin zat en destijds met die softenon was het toch ook helemaal fout gegaan. Uiteraard laten we ons niet beïnvloeden door dat soort kletspraat, en zij waarschijnlijk ook niet door ons. Maar vriendelijk is ze wel.
De rest van de tijd zit ik op de bank met Het Ventje, een boek over wetenschap, een breiwerkje (restjesdasje weer) en ik kijk naar de vogeltjes op het vogelvoerplankje. Een echte bejaarde.
Wel een die zes keer per dag de -25° gevoelstemperatuur trotseert om de mestschep te hanteren en de paarden bemoedigend toe te spreken. Dat dan weer wel.