Donderdag kwam Olivier onze mest uitrijden. Om begrijpelijke redenen deed hij dat werk niet thuis, coronamaatregelen ten spijt. De bobcat had hij gisteravond al gebracht, een compact machientje waarvan R meteen zei 'hee handig dingetje misschien kunnen wij er zelf ook zo een tweedehands etc etc'. Dat zegt hij nu niet meer, want om nou te beweren dat het een succes was, nee.
Op zich wel, Olivier begon voortvarend te scheppen en de mest in zijn verspreider te kiepen, en hij wist viereneenhalve kar vol uit te rijden. Het is uitstekende rulle mest, voor een flink deel twee jaar oud, die zich goed laat verspreiden.
Op die manier gaat het aanzienlijk sneller dan wanneer wij het met de hand zelf moeten doen, zoals voorgaande jaren. Begroot was ongeveer een halve dag werk, terwijl wij over deze bult (rechts in beeld achter dat schuttinkje) met zijn tweeën zeker een week zouden doen en dan nog met een pauze erin want het is vermoeiend werk.
Maar helaas, hij kwam niet ver. Nog niet de helft. Het machientje slipte voortdurend op de steeds gladder wordende hellende ondergrond en R moest hem eruit trekken met de tractor. Zo was het geen doen.
Het plan is nu dat hij terugkomt met de Manitou. Dat is een goed plan, het enige dat eraan mankeert, is dat we niet weten wanneer dat gaat gebeuren en het uitrijden is dit jaar al zo laat vanwege de alsmaar aanhoudende regen.
Aan het eind van de dag fatsoeneerde R de achtergebleven berg nog een beetje met de schep en bezorgden we met de trekker de buurvrouw nog twee bakken mest voor de moestuin. We praatten - op gepaste afstand - wat over de familie in Italië, het thuislesprogramma voor de kinderen, de kippen en het moestuinonderhoud. Ik besteedde vrijwel de hele dag aan mijn hobby, bramenknippen, en 's avonds aten we melanzane. Die was in elk geval goed gelukt.