R is van huis, anderhalve dag. Tijdens zijn afwezigheid gaat alles gewoon door, zodat ik weer eens merk hoeveel werk vijf paarden twee katten een houtkachel en het huis rond de dag meebrengen als je alles alleen doet. Ik wist dat wel, maar het is goed om het af en toe te ondervinden. Het is dagwerk, er blijft nauwelijks tijd over voor iets anders, en dan komt koffie en thee zetten en brood snijden tussen de bedrijven door er nog bij.
Maar ik moest wel met de Mannetjes praten. R kan namelijk geen dag weg zijn of er gebeurt hier iets opzienbarends. Bij wijze van spreken, want gisteren en vandaag was de mist zo dicht dat er heel weinig te zien was. De paarden hoorden het des te beter, er was wat gaande in het sparrenbosje achter de crossbaan en omdat ze niets zagen maar wel takken hoorden kraken, vonden ze het maar eng. Het kon een wolf zijn, of een jaguar, wieweet.
Dus ik ging even kijken om ze gerust te stellen. Er waren vier Mannetjes, de eerste sprak geen Frans, keek me angstig aan en wees in de verte, daar: Le Chef. Die was niet bang, al was hij kleiner dan ik, in de lengte dan, niet qua omvang, en best mededeelzaam.
Ze maken brandgangen waarlangs de gekapte boompjes kunnen worden uitgesleept, het takken strippen gebeurt met reuzenbeitels met de hand. Het zijn gezonde bomen, geen kevertjes in de bast. Het markeren was gebeurd door de Garde Eaux et Forêts, dat is dan wel weer wonderlijk. Wie de eigenaar van het hout is, wist hij niet. De bosbouw gaat in hiërarchische fasen, hij krijgt zijn opdracht van de débardeur, dus de uitsleper, die weer van de houthandelaar en die weer van de eigenaar (neem ik aan).
Morgen werken ze niet, maar hij dacht nog wel werk te hebben voor maandag en misschien dinsdag. Mooi. Dan kan R ook nog even een babbeltje gaan maken. Een plattelandsbewoner moet tenslotte weten wat er in zijn afwezigheid gebeurd is in de aangrenzende percelen.