Vanmorgen gingen we de takken te lijf die we vorige week van de beukjes hadden gesnoeid en die nog in het weiland lagen. Gisteren regende het, dus dat was een dag om soep te maken, appeltaart te bakken (en brood maar dat laatste doe ik elke drie dagen, weer of geen weer), de was te doen, te strijken (vier slopen en drie zakdoeken) en dergelijke goedhuishoudelijke zaken meer. Als de dag al met regen begint en ermee doorgaat, ondernemen we doorgaans geen buitenactiviteiten.
Maar vandaag was het droog. We begonnen na de koffie, de paarden volgden het werk met belangstelling, het begon zachtjes een beetje te motregenen, we sleepten en zaagden door, gaandeweg viel er eigenlijk best veel regen, er lagen nog maar een paar takkenhopen, we gingen door met slepen zagen en in de bramen werpen en om half twee waren alle takken opgeruimd, de paarden allang weer onder dak bij de boxen en wij beregend.
Het hele verschil tussen het weer en het werk van gisteren en vandaag is het begin. Is het 's morgens al nat dan begin je niet eens, is het droog en ben je eenmaal buiten dan maakt het weinig meer uit wat er daarna valt (tenzij het giet of hagelt, we zijn niet gek).
Het is wel heel fijn dat er eenmaal weer binnen na het werk dan appeltaart, goed brood en schone kleren zijn. En 's avonds een versgestreken sloop.