Wat een spannende dag voor de paarden. Zodra ik Titan zoals elke morgen van de overkant naar het ruïneveld had gebracht, bleef hij als aan de grond genageld staan. Hij zag wat. Hij hoorde wat. Er was wat in het bos!
Ik bracht de andere paarden een voor een over en ze deden het hem na. Stokstijf stilstaan, weggalopperen, terugdraven, gefascineerd staan staren, weggalopperen. De hele dag zijn ze ermee bezig geweest, het ruïneveld is totaal omgeploegd.
Wat was dat! Achter en tussen de bomen was het moeilijk te onderscheiden maar het was te horen. Er was iets gaande in het bos en dat klonk bedreigend. Stommelen, hu, ow en yo roepen, luid krakende takken. Dat moest haast wel een monster zijn. Of zelfs twee monsters. Misschien wel drie.
We namen zelf ook een kijkje. Het waren er inderdaad twee, plus een bosarbeider. Met zijn twee grote vriendelijke reuzen maakte hij in één dag het bosperceel leeg waarin laatst de sparren waren uitgedund door de ambachtelijke houthakker. Ardenners.
Twee gemoedelijke oerkrachten. Ze werken om de beurt een half uur en hard ook. Die 30-meter sparren zijn massieve gewichten, soms slepen ze er twee tegelijk en dat alles heuvelop. Het dier dat uitrust staat met zijn sleepketting aan de ene boom gebonden en met zijn geleidetouw aan een andere, maar dat is niet echt nodig. Het staat kalm te wachten tot het weer aan de beurt is.
Aan het eind van de middag was alles klaar. Ze stommelden de trailer weer in en vertrokken. Onze paarden konden eindelijk opgelucht hun neus weer in het gras steken.