Het is binnen, ons hooi. Zaterdag verliep alles volgens plan. Olivier kwam op tijd, dat wil zeggen niet meer dan een half uur later dan hij had aangekondigd, harkte het nu wél goed droge hooi op zwelen en baalde het in recordtijd.
De petite botteleuse functioneerde beter dan ooit en harkte onvermoeibaar de zwelen naar binnen, perste er balen van, wond er touw om en spuugde ze achter elkaar naar buiten alsof ze niet ooit voor schroot was afgedankt. Als ze bezig is, houden we stilletjes ons hart vast dat ze opeens middenin het werk toch besluit dat het nu welletjes is, maar het ging ook dit keer goed.
Daarna stak Olivier de baaltjes op de vork omhoog naar R, die bovenop de kar moest zien dat hij alles gestapeld kreeg, terwijl ik rondtrippelde en het manvolk van frisdrank voorzag. Ik kan er nu eenmaal niet bij, die kar is te hoog. Drie vrachten brachten we weg, R en ik bovenop de hooistapel liggend, terwijl de buurvrouw ons toeriep 'vous êtes trop mignons!' en een foto van ons maakte. Toen we de laatste vracht in de hooischuur opstapelden, was het al bijna donker.
Maandag transporteerden we het restant, nog ongeveer 110 stuks, met de auto en ons eigen aanhangertje naar de schuur, waar nu een onnoemelijk hoge stapel ligt opgetast, allemaal van ons.
Het veld aan de overkant heeft nog nooit eerder zo veel en zulk goed hooi opgeleverd, en ook haalden we het nog niet eerder zo vroeg in het jaar binnen. In 2013 op 16 juli en in 2012 op 26 juli.
In totaal laadden en stapelden we 625 balen. Met de 150 die van vorig jaar zijn overgebleven komen we ruim toe, komende winter, zonder te hoeven bijkopen. Er gaat niets boven eigen hooi, dan weet je wat erin zit (en wat niet, met name geen Jacobskruiskruid).
De paarden kunnen tevreden over ons zijn. Het afladen van de laatste 30 stuks in de hooibox thuis gebeurde dan ook onder intense belangstelling van het gretig snuivende publiek.