Het gras in het achterveld is op en de paarden lopen weer in het ruïneveld. Voordat we ze verkampten, keek ik eens even de kant van de ruïne op, dat doe ik dikwijls, zonder dat er wat speciaals te zien is. Gewoon, mooi uitzicht, altijd weer. Zo was het gisteren.
En dit was vandaag. Hè? Ben ik nou gek? Geen toren?
We liepen erheen om te kijken. Ik was niet gek. De toren is ingestort, ergens tussen gisteren en vandaag. Dat hij eraan toe was, wisten we wel, maar het had ook nog tien jaar kunnen duren, afhankelijk van het weer. De laatste tijd stond het hekje op de spits steeds schever, maar er was geen reden tot acute ongerustheid. Het heeft niet geonweerd en ook niet hard gestormd. Toch is hij weg.
Is hij ter aarde gestort with a bang or a whimper? We weten het niet. Wij hebben niets gehoord, maar dat zegt weinig. We zijn zelden weg, maar gisteravond waren we toch even naar Florenville. Misschien is het toen gebeurd. Of anders is hij in de nacht met een zachte zucht ineengezegen. Na 112 jaar fier rechtop boven de omgeving te hebben gestaan nu roemloos ten onder. Alleen de schoorsteen staat zonder het bijbehorende dak eenzaam en licht belachelijk te zijn. Zo is het leven. Wij gaan door, ook als de schoorsteen valt.